Saturday, July 30, 2011
Saturday, July 23, 2011
Wednesday, July 20, 2011
Het toeval
Sommige dingen gebeuren alleen maar omdat dat gewoon niet anders kan, maar dat is eigenlijk niet eens zo vaak. De meeste dingen gebeuren gewoon zomaar.
Nee, het is pas echt iets zeldzaams wanneer er dingen gebeuren die helemaal toeval zijn.
Zo is het een keer gebeurd dat er op een avond niemand thuis was. Helemaal niemand, in heel Schiedam.
En het was helemaal toeval.
Thorp, de doodgraver, krabde zijn kruin. Het was zoel, die avond, en hij had wel zin gehad in een borrel en een potje pim-pam-pet.
Eerst was hij naar Lubbe, de timmerman, gegaan, die vlak naast hem woonde. Hij had er heel lang op de voordeur geklopt maar er deed niemand open.
Daarna was hij bij Nobbel, de veeboer, wezen kijken, bij wie er altijd wel wat te doen was. Maar uit het voorhuis kwam geen antwoord toen hij ‘volluk!’ had geroepen. Zelfs de stal was leeg. Of bijna leeg: in een hoekje lag alleen een oude geit, die even zachtjes hoestte.
Zelfs bij Bost, de slager, was er niemand. Die zou toch anders vanavond worsten draaien. Het geluid dat Thorp hoorde was de fluitketel, die op het fornuis stond droog te koken. Hij had hem maar even van het vuur gehaald en op de open krant gezet die op het aanrecht lag.
En zo ging het de hele avond door. Thorp snapte er niks van. De straten waren leeg en zelfs de Brink, waar de instrumenten van de fanfare klaar stonden in de muziektent, was helemaal verlaten.
Inmiddels was hij al zo lang van huis naar huis gelopen (en zelfs langs waar mensen woonden die hij niet goed kende en misschien niet eens zo heel erg aardig vond) dat het langzaam donker was geworden.
Ach ja, dacht hij en zette zijn hoed weer op, op weg ben ik nu toch al.
Hij had Schiedam al lang achter zich gelaten toen in de verte de kerkklok begon te luiden en de mist steeds dichter werd.
Nee, het is pas echt iets zeldzaams wanneer er dingen gebeuren die helemaal toeval zijn.
Zo is het een keer gebeurd dat er op een avond niemand thuis was. Helemaal niemand, in heel Schiedam.
En het was helemaal toeval.
-o0o-
Thorp, de doodgraver, krabde zijn kruin. Het was zoel, die avond, en hij had wel zin gehad in een borrel en een potje pim-pam-pet.
Eerst was hij naar Lubbe, de timmerman, gegaan, die vlak naast hem woonde. Hij had er heel lang op de voordeur geklopt maar er deed niemand open.
Daarna was hij bij Nobbel, de veeboer, wezen kijken, bij wie er altijd wel wat te doen was. Maar uit het voorhuis kwam geen antwoord toen hij ‘volluk!’ had geroepen. Zelfs de stal was leeg. Of bijna leeg: in een hoekje lag alleen een oude geit, die even zachtjes hoestte.
Zelfs bij Bost, de slager, was er niemand. Die zou toch anders vanavond worsten draaien. Het geluid dat Thorp hoorde was de fluitketel, die op het fornuis stond droog te koken. Hij had hem maar even van het vuur gehaald en op de open krant gezet die op het aanrecht lag.
En zo ging het de hele avond door. Thorp snapte er niks van. De straten waren leeg en zelfs de Brink, waar de instrumenten van de fanfare klaar stonden in de muziektent, was helemaal verlaten.
-o0o-
Inmiddels was hij al zo lang van huis naar huis gelopen (en zelfs langs waar mensen woonden die hij niet goed kende en misschien niet eens zo heel erg aardig vond) dat het langzaam donker was geworden.
Ach ja, dacht hij en zette zijn hoed weer op, op weg ben ik nu toch al.
Hij had Schiedam al lang achter zich gelaten toen in de verte de kerkklok begon te luiden en de mist steeds dichter werd.
Monday, July 18, 2011
Interview
Q. [omitted]
A. We used to wash with tiny sponges. This is important. To our minds, at least, our tiny sponges were what made us different. I remember once bringing a tiny sponge to class for show and tell. I chickened out at the last moment, of course. Improvised a skit about a dog or something. Made them laugh.
Q. [omitted]
A. Nope. Never brought anyone over. My mother asked of course. Whatever else she was, she liked the company just about as much as the next guy. But our house was bigger than any of my class mates', so there's that. And to stand there and explain all those corridors and chambers? The hatching pits? No way, man. Would you?
Q. [omitted]
A. Ah, you don't know, man. Don't know what it was like. At... all...
Q. [omitted]
A. No, no, man. Relax. No need to apologize. You're young. You only know after. I was there before. When I was still the only one in the daylight. We're not made for that, you know. Yeah, I guess you do. Well, it was hard, is all I can say. Mind if I smoke?
Q. [omitted]
A. Great.
A. We used to wash with tiny sponges. This is important. To our minds, at least, our tiny sponges were what made us different. I remember once bringing a tiny sponge to class for show and tell. I chickened out at the last moment, of course. Improvised a skit about a dog or something. Made them laugh.
Q. [omitted]
A. Nope. Never brought anyone over. My mother asked of course. Whatever else she was, she liked the company just about as much as the next guy. But our house was bigger than any of my class mates', so there's that. And to stand there and explain all those corridors and chambers? The hatching pits? No way, man. Would you?
Q. [omitted]
A. Ah, you don't know, man. Don't know what it was like. At... all...
Q. [omitted]
A. No, no, man. Relax. No need to apologize. You're young. You only know after. I was there before. When I was still the only one in the daylight. We're not made for that, you know. Yeah, I guess you do. Well, it was hard, is all I can say. Mind if I smoke?
Q. [omitted]
A. Great.
Thursday, July 14, 2011
Tuesday, July 12, 2011
Saturday, July 9, 2011
Thursday, July 7, 2011
Het schilderij
Elke avond ná het eten en vóór het slapengaan legt Fernando, de hoefsmid, één voor één zijn botten onder het schilderij op het kastje naast zijn bed. Hij is er heel zorgvuldig mee. Zelfs het kleinste botje wordt elke dag op dezelfde plek neergelegd en voorzichtig afgenomen met een doekje en wat terpentijn.
Iedereen zou zich verbazen als ze Fernando ook eens zo zouden kunnen zien. De zwijgzame smid, zo groot en sterk als een stier, met handen als berenklauwen, houdt teder een doorschijnend middenhandsbeentje in het licht alsof het een breekbare vlinder is en blaast er met getuite lippen een stofje af.
Maar niemand heeft hem ooit zó gezien. Fernando woont altijd alleen en heeft een hoge heg rond zijn plaatsje. Bovendien komt hij niet van hier.
Als hij klaar is, zit hij heel stil op de rand van zijn bed met zijn leren schort nog omgeknoopt en zijn handen in zijn schoot en bekijkt zijn glanzende gebeente. Het lijkt soms bijna op te lichten in de maneschijn die door het spleetje tussen de gordijnen valt. Dan zucht hij meewarig en bergt het doekje en de terpentijn weer op, hangt het schort aan de kastdeur en glijdt eindelijk tussen de lakens.
Hij hoeft er niet eens naar te kijken.
Het is alles wat hij ziet als hij zijn ogen dicht doet. Daar heef hij het schilderij boven zijn kastje en skelet nog nooit voor nodig gehad.
Hij ziet zeshonderd slanke torens naar de hemel reiken. Hij ziet de ontelbare bruggen van marmeren filigrein en de goud-en-koperen lijsten rond de ramen.
Elke nacht wanneer hij probeert te slapen, in zijn lage huis in een steegje achter de Brink van Schiedam, droomt Fernando dat hij de zilveren flamingo’s hoort zingen in de wijndonkere kanalen van de stad waar hij lang, lang geleden is geboren en waar hij ooit, ooit weer naar terug zal gaan.
Iedereen zou zich verbazen als ze Fernando ook eens zo zouden kunnen zien. De zwijgzame smid, zo groot en sterk als een stier, met handen als berenklauwen, houdt teder een doorschijnend middenhandsbeentje in het licht alsof het een breekbare vlinder is en blaast er met getuite lippen een stofje af.
Maar niemand heeft hem ooit zó gezien. Fernando woont altijd alleen en heeft een hoge heg rond zijn plaatsje. Bovendien komt hij niet van hier.
Als hij klaar is, zit hij heel stil op de rand van zijn bed met zijn leren schort nog omgeknoopt en zijn handen in zijn schoot en bekijkt zijn glanzende gebeente. Het lijkt soms bijna op te lichten in de maneschijn die door het spleetje tussen de gordijnen valt. Dan zucht hij meewarig en bergt het doekje en de terpentijn weer op, hangt het schort aan de kastdeur en glijdt eindelijk tussen de lakens.
Hij hoeft er niet eens naar te kijken.
Het is alles wat hij ziet als hij zijn ogen dicht doet. Daar heef hij het schilderij boven zijn kastje en skelet nog nooit voor nodig gehad.
Hij ziet zeshonderd slanke torens naar de hemel reiken. Hij ziet de ontelbare bruggen van marmeren filigrein en de goud-en-koperen lijsten rond de ramen.
Elke nacht wanneer hij probeert te slapen, in zijn lage huis in een steegje achter de Brink van Schiedam, droomt Fernando dat hij de zilveren flamingo’s hoort zingen in de wijndonkere kanalen van de stad waar hij lang, lang geleden is geboren en waar hij ooit, ooit weer naar terug zal gaan.
[Met dank aan V. voor de naam 'Fernando'.]
Saturday, July 2, 2011
[Mental Graffiti wk 26] De inval van Sark
Ik kan niet eens vinden op welke datum het precies was. In augustus 1990, in ieder geval.
In augustus 1990 vond de inval van Sark plaats.
Sark is een van de eilanden in het Kanaal, onderdeel van het Baljuwschap Guernsey maar met tot voor kort nog een eigen feodale Leenheer onder de Kroon en een Seneschalk. Sark is, zo te zien, nogal slaperig.
En in augustus 1990 verscheen er Fransman op het eiland, André Gardes, een werkloze nucleair onderzoeker. Hij droeg een half-automatisch wapen en kondigde aan de volgende dag precies op het middaguur het eiland over te zullen nemen. Hij hing zelfs postertjes op om de komende invasie aan te kondigen.
De volgende dag benaderde een vrijwillige veldwachter André Gardes, toen hij in de aanloop naar twaalf uur op een bankje het magazijn van zijn wapen verwisselde. "Mooi pistool heb je daar.", zei de veldwachter en sloeg de invasiemacht voor zijn bek.
En dit is alles wat het internet mij hierover wil vertellen. In augustus 1990 probeerde een Fransman het eiland Sark te veroveren maar faalde. "Het was een rare jongen.", zei de Seigneur van Sark, John Michael Beaumont.
Wat bewoog André Gardes? Hoe is het met hem afgelopen? Google en ik hebben geen idee.
Wat leuk dat dat nog kan, hè?
In augustus 1990 vond de inval van Sark plaats.
Sark is een van de eilanden in het Kanaal, onderdeel van het Baljuwschap Guernsey maar met tot voor kort nog een eigen feodale Leenheer onder de Kroon en een Seneschalk. Sark is, zo te zien, nogal slaperig.
En in augustus 1990 verscheen er Fransman op het eiland, André Gardes, een werkloze nucleair onderzoeker. Hij droeg een half-automatisch wapen en kondigde aan de volgende dag precies op het middaguur het eiland over te zullen nemen. Hij hing zelfs postertjes op om de komende invasie aan te kondigen.
De volgende dag benaderde een vrijwillige veldwachter André Gardes, toen hij in de aanloop naar twaalf uur op een bankje het magazijn van zijn wapen verwisselde. "Mooi pistool heb je daar.", zei de veldwachter en sloeg de invasiemacht voor zijn bek.
En dit is alles wat het internet mij hierover wil vertellen. In augustus 1990 probeerde een Fransman het eiland Sark te veroveren maar faalde. "Het was een rare jongen.", zei de Seigneur van Sark, John Michael Beaumont.
Wat bewoog André Gardes? Hoe is het met hem afgelopen? Google en ik hebben geen idee.
Wat leuk dat dat nog kan, hè?
Friday, July 1, 2011
Het noorden en het zuiden
(Naar: Achille Bostrov, Ethnographische
Wanderzüge im Schiedammermoor, Franeker 1872)
Wie de kust zou volgen, naar het noorden of het zuiden, kan zien dat het waar is: hoe noordelijker je komt, hoe groter de mensen zijn en hoe zuidelijker, hoe kleiner.
Reis ver genoeg naar het zuiden en je zult mensen zien die kleiner zijn dan hazen, dan appels, dan kikkervisjes, dan klaprooszaad, dan het puntje van een naald.
Reis ver genoeg naar het noorden en je zult mensen zien die groter zijn dan schuren, dan masten, dan de toren van de kerk, dan de heuvels in de verte, dan de bliksem.
Reis nog verder naar het zuiden en je zult steeds kleinere mensen zien. Je zult mensen zien die kleiner zijn dan alles en nog kleiner zelfs dan dat.
Reis nog verder naar het noorden en je zult steeds grotere mensen zien. Je zult mensen zien die hoog over de wolken kijken, mensen die groter dan de sterren zijn.
Maar niets kan groter zijn dan alles en daarom houdt de wereld in het noorden op. Helemaal bovenaan staat iemand die nét zo groot als alles is.
Hier vinden we dat allemaal niet zo bijzonder. Wie zou er nou zover naar het noorden of het zuiden willen reizen alleen maar om steeds grotere of kleinere dingen te zien? Thuis in Schiedam is het veel bijzonderder.
Alleen hier is alles precies even groot als het is.
Subscribe to:
Posts (Atom)