Monday, August 29, 2011

The singularity will be confusing


(via ze frank)

Twittocalyps

Sunday, August 28, 2011

Tuesday, August 23, 2011

5 onwaarschijnlijke snackbarnamen

  1. De Stekker
  2. IMG_00526.jpeg
  3. Ignaz Philipp Semmelweis
  4. De Baetylus
  5. Comic Sans

Friday, August 19, 2011

De droom {Iteraties | Schiedam 44-α’}

      Een man ontwaakt in zijn brandende huis. Zweet sist op de lakens. Hij droomde die nacht dat hij de hemel kille wolken tot zich zag vergaren, waaruit harde regen heel de wereld doordrenkte en alles doofde. De man is ziek. Zijn lichaam schudt. De man hurkt bij het toilet en probeert vergeefs te braken.

      Als hij zich later beter voelt, zal hij koffie drinken en, terwijl hij over de stad van de vlammende wolkenkrabbers uitkijkt die reikt zover het oog wil gaan, zal hij zijn voorhoofd warmen aan het raam.

      Hij zal tot de conclusie komen dat het waarschijnlijk de sardientjes waren en heeft zich, tegen de tijd dat hij zich heeft aangekleed, vast voorgenomen voortaan beter te letten op wat hij eet. Dit voornemen zal hij nog geen halfuur later vergeten wanneer hij door een afgeschermd nummer wordt gebeld. Hij zal niet opnemen en vraagt zich de rest van de dag af wie het was.

      Hij zal nooit iemand over zijn droom vertellen. Dat, tenminste, heeft hij met anderen gemeen. Daarom zal niemand weten dat dezelfde nacht tientallen Schiedammers dezelfde droom hebben gehad.

Wednesday, August 17, 2011

We are all of us brothers.


Past the flannel plains and blacktop graphs and skylines of canted rust, and past the tobacco-brown river overhung with weeping trees and coins of sunlight through them on the water downriver, to the place beyond the windbreak, where untilled fields simmer shrilly in the a.m. heat: shattercane, lamb's-quarter, cutgrass, sawbrier, nutgrass, jimsonweed, wild mint, dandelion, foxtail, muscadine, spinecabbage, goldenrod, creeping charlie, butter-print, nightshade, ragweed, wild oat, vetch, butcher grass, invaginate volunteer beans, all heads gently nodding in a morning breeze like a mother's soft hand on your cheek. An arrow of starlings fired from the windbreak's thatch. The glitter of dew that stays where it is and steams all day. A sunflower, four more, one bowed, and horses in the distance standing rigid and still as toys. All nodding. Electric sounds of insects at their business. Ale-colored sunshine and pale sky and whorls of cirrus so high they cast no shadow. Insects all business all the time. Quartz and chert and schist and chondrite iron scabs in granite. Very old land. Look around you. The horizon trembling, shapeless. We are all of us brothers.
David Foster Wallace - The Pale King

Tuesday, August 16, 2011

When the Iron Bird Flies

The producers of the amazing documentary Blessings - The Tsoknyi Nangchen Nuns of Tibet are working on a new film documenting the arrival of Tibetan Buddhism in the west, When the Iron Bird Flies. This is a 20-minute preview.


Ooh, and I see that the preview of Blessings is also still available on Tsoknyi Rinpoche's website.

Wednesday, August 10, 2011

De maan

     Op een koele avond in de vroege herfst wilde Marre de maan opeten.

     Ze had niet eens zo’n honger eigenlijk en het was ook al bijna tijd voor bed. Maar de maan was helemaal vol en hing net boven de daken en zag er zó heerlijk zoet en romig uit!

     Zou de maan alleen wel eetbaar zijn? Voorzichtig brak ze een stuk van de rand. Daarvan beet ze weer een kleiner stukje af, waar ze zorgvuldig op kauwde.

     Het duurde niet lang of er zat al een hele moet in de rand van de maan. Marre schrokte met grote happen hele brokken maan naar binnen. Ze zag echter algauw dat ze in haar eentje de maan niet op zou krijgen. Kordaat veegde ze haar mond af en klopte bij het dichtstbijzijnde huisje aan.

     “Heh? Wat?”, zei de slager, die daar woonde, met een slaperige stem. Hij droeg al een slaapmuts en een nachthemd en beschermde met één hand zijn kaarsje tegen de tocht. Achter zijn rug vroeg zijn vrouw wie daar was, zo in het holst van de nacht. Bovenaan de trap gluurden nieuwsgierige kinderen om het hoekje om te zien wat daar toch voor onverwacht bezoek was.

     “Marre?”, zei de slager, die iedereen wel kende.
     “Pardon dat ik zo laat nog stoor. Ik eet vanavond de maan op maar het is, denk ik, te veel. Zou u misschien willen helpen? Of mevrouw, of de kinderen misschien?”
     “Natuurlijk, ” zei de slager meteen en pakte al hun messen en vorken en de houten napjes van de kinderen, “we helpen allemaal!”

     Toen ze met zijn allen aten ging het allemaal een stuk sneller en al vlug was alleen helemaal bovenaan een stukje van de rand van de maan nog heel.

     Het werd ook vlug steeds drukker in de straat waar de maan nu boven hing. Late voorbijgangers besloten allemaal een hapje mee te eten en de kinderen van de slager renden af en toe weg om een vriendje of vriendinnetje wakker te maken, die dan meestal meteen op kwam dagen met al diens broertjes en zusjes en ouders in toom.

     En wat móest iedereen lachen toen Bars, de man van de boldootkar, een brok van de maan aan zijn paard gaf, die er bedenkelijk op kauwde. 

     Zo’n samenscholing gaat natuurlijk wel gepaard met enig rumoer en kan niet lang onopgemerkt blijven. Net toen Lange Pijk, de visser, aan het bovenste randje van de maan wou beginnen, kwam Smeersok, de veldwachter, al aangerend terwijl hij hard op zijn fluitje blies.

     “Hela, hela! Wat gebeurt er hier?”
     “Wij eten de maan op!”, klonk het luid van alle kanten.
     “Maar dat gaat zomaar niet! Wie is er verantwoordelijk voor dit opstootje? En snel wat!”
     Marre kon niets zeggen. Ze had haar mond vol maan. Ze stak dus maar breed lachend haar hand op.
     “Juist, jongedame. De maan opeten? Belachelijk. Meekomen jij! Naar het bureau.”

     Marre werd ruw bij haar pols gegrepen. Maar dát lieten de Schiedammers niet zomaar over hun kant gaan. Lubbe, de timmerman, dook bovenop de norse veldwachter en trok hem van het worstelende meisje los. Smeersok krabbelde op handen en voeten tussen de etende dorpelingen door om weg te komen, maar hij zag de slager en de visser en zelfs de zwijgzame hoefsmid al op hem afkomen met gloeiende kruimels maan nog in hun baard. Woedend hief hij zijn wapenstok.

     Had hij dát nu maar niet gedaan…

     Iedereen draaide zich tegelijk om.
     Iedereen had holle, doorschijnende ogen.
     Iedereen droop het lichtende sap van de maan uit de mondhoeken en op de borst, waar het hun kleren vlekte.
     Iedereen greep met graaiende, verkrampte handen naar de veldwachter, die in paniek in een struik viel.

     Niet veel later hing de maan boven de Brink. Er was niet veel van over. Overal waren lange tafels neergezet waaraan iedereen kon zitten. De bakker had het op zich genomen om grote hompen van de maan te snijden, die op dienbladen werden rondgedeeld. Maar hij liet het niet na om in zijn vrije hand altijd een flink stuk maan te hebben om ook zelf enorme happen van te nemen!

     De grond tussen de bankjes was bezaaid met stralende kruimels en korsten en resten, en iedereen die écht niets meer eten kon, viel zomaar waar hij zat of lag in slaap. Bijna niemand zei iets, anders dan om nog wat meer te vragen, en de Brink ruiste van het snurken en smakken en kauwen.

     Pas toen het in het oosten alweer licht begon te worden en de kale graat van de maan onder ging, pas tóen viel Marre zelf in slaap en rolde het kurken knikkertje uit het fluitje van de veldwachter over de kademuur in zee.

Tuesday, August 9, 2011

Monday, August 8, 2011