Blinde Schildpad zoekt in Groningen de rivieren die hier ooit waren.
Vandaag is de eerste halte de Hoge der A, aan de binnenstadkant, effectief de bovenloop van het oude Reitdiep.
Ik zit op de kadewand, tussen een keurige dame op het dek van haar aangemeerde plezierjacht en twee haastig rokende veertigers die af-en-toe naar het café kijken waar ze vandaan kwamen alsof ze zeker weten dat ze gesprekken missen die ze liever hadden gevoerd dan het gesprek dat ze met elkaar hebben. Tegelijk wekken ze ook de indruk een relatie te hebben.
Ik was vergeten dat het de introductieweek voor nieuwe studenten is, anders had ik de binnenstad waarschijnlijk gemeden. De sfeer is uitgelaten, op de stand elf waartoe mensen eigenlijk alleen gedreven door hormonen in staat zijn. De meisjes lijken zich er meer dan de jongens bewust van te zijn dat de komende vier tot zes jaar van hun leven, ongeacht voor welke studie je kiest, een seksuele oorlog zullen zijn.
Daar sta je dan, in een stad waar je waarschijnlijk nog nooit geweest bent, met twee of drie vriendinnen -lotgenoten, in elk geval-, tot de tanden bewapend met lipstick en panties. Met elke soldaat aan de vooravond van een veldslag waar hij niet voor gekozen heeft deel je de weekheid in je knieën en je weet net zo min wat je wint, mocht je winnen.
De jongens dragen zonnebrillen in de schaduw en lachen veel en hard.
Ik volg de voormalige stroom van het water naar het noorden, richting zee.
Bij de Visserbrug zijn werkzaamheden en is er een tijdelijke noodbrug over het water gelegd. Net als ik oversteek roept een stadswacht dat de brug opengaat en nog drie of vier fietsers duiken na mij de brug op en op sjezen langs. De Binnenstad van Groningen is functioneel een eiland natuurlijk. Misschien voelen ze dat aan.
Of misschien is het iets anders. Een meisje dat alle borden "(Brom)fietsers afstappen!" volledig negeert kijkt bijzonder verongelijkt als twee toeristen die op hun gemak de noodbrug oversteken niet onmiddellijk aan de kant gaan als zij eraan komt.
Het valt sowieso op hoe zuur veel mensen kijken. Hoeveel haast iedereen heeft.
De laatste halte vandaag is de kop van het Noorderplantsoen, dat wordt klaargemaakt voor een festival.
Het landschap duikt hier anderhalve meter naar beneden tot aan de vijverrand. Ik meen me uit een lezing waar ik lang geleden bij was te herinneren dat dit is waar ooit de werven waren. Een blik op de stadskaart uit het Toonneel der Steden van Joan Blaeu uit 1649, die ik op mijn telefoon heb meegebracht, lijkt dat echter niet te bevestigen. Dan realiseer ik me opeens dat de vorm van het oude bastion van de stadsmuur -de Reitdiepsdwinger- waarachter de werven lagen, geheel uit het landschap van het park moet zijn verdwenen.
Aan de noordkant van het Plantsoen zijn de Jatsdwinger en Boteringedwinger, aan weerszijden van de Moesstraat, de laatste zichtbare restanten van de oorspronkelijke stadswal. De twee zuidelijke kronkels in wegen en water die het park op de kaart zo'n ritmische vierkwartsmaat maken zijn vals, imitaties van de functionele vormen van de dwingers die nu een nieuwe bestemming hebben.
Het is, I guess, niet beter of slechter. Maar het ís nieuw.
En toch ligt het allemaal over dezelfde vormen in de aarde en het water die -in het allereerste begin- de reden waren dat iemand hier aankwam, misschien met een ossekar vol handelswaar of met een echtgenoot en een jengelend, uitgeput kind, en zei
ik ben er.
(foto's komen van mijn Instagram en zijn
genomen op de lokaties waar de tekst over gaat)
Puik stuk; aangenaam landschappelijk herinnergoed. Oi, en dat Toonneel is totaal schopbips.
ReplyDeleteGoed he? Ik zag overigens dat Novissima et accuratissima XVII PROVINCIARUM GERMANIAE INFERIORIS Delineatio (welke op die Blaeu-pagina als index gebruikt wordt) Harſens vermeldt, net ten noorden van Groningen. Nu een buurtschap van niks, maar kennelijk ooit een vermelding op een kaart van de hele Lage Landen waardig. Oude cartografie is fascinerend.
Delete