Tuesday, June 9, 2009

Die Poesie soll welten

Nou volg ik de lopende discussies in Nederland Poëzieland niet zo heel erg maar er schijnt wat gaande te zijn nav dit artikel van Erik Jan Harmens en Ilja Leonard Pfeijffer in de Trouw (zelf geloof ik ook weer een soort reactie op een of ander boek van iemand anders).

Ze noemen het een Manifest... Vervloekt de nagedachtenis van Tristan Tzara! Hoewel, uiteindelijk verdienen misschien vooral Marx en Engels de blaam voor die tenenkrommende meme.

Anyways, Harmens en Pfeijffer vinden geloof ik dat poëzie moet snuiven en grommen. Ik wil woorden op een gloeiende plaat die tsssschhh zeggen. Okidoki. In ieder geval sluiten ze af met een sentiment waar ik mee in kan stemmen: Ik wil de dichters wier poëzie u aantreft in mijn boek.

Dit betekent, geloof ik, ik wil de poëzie die ik wil.

Bon, dat wil ik ook. Schrijven en lezen althans. Als ik iets schrijf wat iemand anders niet wil lezen of iemand anders iets schrijft wat ik niet wil lezen is dat natuurlijk geen probleem. Ik lust ook geen vis, maar om mij mag de Appie het best in de schappen hebben...

Maar goed, op een Manifest hoef niet gereageerd te worden natuurlijk, daar is het een Manifest voor. Manifesten kun je volgen of negeren. Ik heb echter wel een soort van reactie op Chrétien Beukers' reactie op het Manifest bij De Contrabas. Aldaar in de comments, hier iets bijgeschaafder:

Beukers haalt iets van ene W. Bronzwaer aan (nogmaals: geen idee wie al die luitjes zijn, hoor, ik zit niet in het wereldje):
Poëzie is dus in wezen weerbarstig; zij dwingt ons inspanningen te verrichten om tot betekenis te komen, terwijl de referentiële functie van de taal er juist op uit is, ons bij zo weinig mogelijk inspanning zoveel mogelijk aan betekenis te doen vergaren. Dat poëzie dikwijls moeilijk te begrijpen is hoeft ons dus niet te verbazen: het ligt in haar aard. Sterker nog: gemakkelijke poëzie is per definitie verdachte poëzie.
Maar is de aanname dat "taal" er per def. op uit is zo makkelijk en duidelijk mogelijk te zijn wel waar? Ambtelijke, prozaïsche, economische of technische taal, ja, allicht. Maar het gesproken woord, in conversatie, lijkt ontdaan van zijn context bijna altijd bevreemdend leeg en ambigu:
Ik ook.
Beantwoordt de spreker hier de liefde van aangesprokene? Of bevestigt hij dat hij óók een hekel aan Joden en Negers heeft? Ambigu. Leeg. In zijn natuurlijke omgeving lijdt gesprekstaal niet onder onderingevuldheid natuurlijk; in echte gesprekken dragen niet alleen de woorden, maar ook het lichaam en de geest van de sprekers en de hele omgeving betekenis. "Zie je dát?" Zodra iemand z'n mond open trekt worden stoelen en struiken woorden.

Ik wil stellen dat het gesprek de natuurlijke vorm van het gedicht is. Zonder gegeven context, buiten de bundel of de website of het festival, maar de dynamiek is hetzelfde, met minstens de lezer en de dichter als sprekers. Elke keer dat een gedicht gelezen of gehoord wordt weltet* het de hele betekenis van een gesprek (en daarmee de hele context waarin dat gesprek plaatsvindt en die daaraan zelf een deelachtig is).

Functioneel weerbarstige gedichten nodigen met hun on- of halfingevulde betekenis hele werelden uit.† Dit is misschien zelfs wat poëzie onderscheidt van andere tekst.

Prozaïsche zakelijkheid en artistiekerige obfuscatie kunnen natuurlijk in een gedicht wel een functie hebben. Net als in gesprekken 'op straat': als grapje, als stijlmiddel of om iets ongemakkelijks in te duffelen &c. Maar wanneer een gedicht té gekunsteld zakelijk of té plain weird is, is dat vooral vervelend en vermoeiend. Of koddig.

In ieder geval blijft er van de geloofwaardigheid van het vers meestal weinig over. Hoe oprecht een dichter ook is, als ze meer rukt en sleept aan haar worden dan nodig om er een gespreksflard van te maken die overleeft zonder al te gegeven context, wordt haar gedicht iets wat tégen de lezer spreekt in plaats van mét.

En wanneer heeft u voor het laatst met aandacht en plezier geluisterd naar de junk die u zomaar op straat aansprak om u te vertellen dat Geert Wilders een zetbaas is voor de Venusianen die in 1982 een zendertje in zijn aars hebben geïmplanteerd? Medelijden en bourgeouis amusement tellen niet.

Hoe dan ook, wat ik maar wil zeggen is dat ik liever poëzie schijf/lees die ik leuk vind.

*) Heidegger, meen ik. Kan ook Husserl zijn.
†) Jaja, poëzie komt van ποιησις, "schepping". Etymologie & betekenis niet verwarren svp. Hoewel er misschien wel wat interessants valt te zeggen over poëzie als liturgie, of over de opmerkelijke woordigheid van IHWH's gedrag in het Bijbelse scheppingsverhaal.

No comments:

Post a Comment