Op een dag besloot Geurten, de scharensliep, de stoute schoenen eens aan te trekken.
Hij opende de deur van zijn huisje (hetzelfde huisje waar hij was geboren en waar hij al zijn hele leven had gewoond) en stapte over de drempel, op het tuinpad (hetzelfde tuinpad waar hij zelf had leren lopen en later zijn eigen kinderen hun eerste stapjes hadden gezet) en zo, hóp, de wijde wereld in.
Boven heel Schiedam strekte de hemel zich uit als een glazen schaal van het zuiverste azuur en rook naar sneeuwklokjes en benzine.
Verdikkie, dacht Geurten, de scharensliep.
Die sneeuwklokjes begreep hij wel, het was tenslotte vroeg in de lente (dezelfde lente die al zolang hij zich kon herinneren gevoelsmatig het jaar opende en dan met tedere vingers de bh van Schiedams flora en fauna losmaakte. Als het ware.), maar waar kwam toch die benzinelucht vandaan?
Toen zag hij dat de buurkinderen weer geprobeerd hadden zijn schuur in brand te steken. De geblakerde resten van het houten gebouwtje (hetzelfde houten gebouwtje waar hij stapels oude tijdschriften bewaarde en bijna elke avond zijn pistool uit elkaar haalde en weer in elkaar zette en heel goed schoonmaakte) smeulden nog flink na tussen de pereboom en de heg.
Gelukkig had hij zijn fiets (dezelfde fiets waarop hij had leren fietsen en waarmee hij al jaren elke doordeweekse dag naar zijn werkplaats aan de brink reed) gisteren onder het afdakje gezet, want die had hij vandaag nou juist zo hard nodig.
Enfin, hij fietste vrolijk fluitend en vrolijk hobbelend de straat uit, want Geurten was bijna altijd vrolijk en zijn fiets had al jaren geen banden meer.
(naar een van de Schiedamse Legenden die ik schreef in, godbeterehet, het jaar tweeduizend en waaraan Drabkikker zo goed was mij te herinneren)
Ik betwijfel de historische validiteit van het geschrevene, daar het bijzonder onwaarschijnlijk is dat deze of gene een vrolijk deuntje kan fluiten op een hobbelende fiets zonder banden.
ReplyDeleteJij durft niet te hopen!
ReplyDeleteLOL met traantjes :)
ReplyDelete